Michel Fingesten: wonderlijk en bizar
Soms, als een dag daar alle aanleiding toe geeft, neem ik een exlibrismap op naam van een bepaalde kunstenaar uit onze verzameling en ga ik genieten. Sommige kunstenaars hebben in deze gelukkige uren mijn voorkeur. De kunstenaar Michel Fingesten is één van hen. Reeds in het allereerste begin van onze exlibriscollectie maakten enkele Nederlandse verzamelaars, waaronder Jef van der Muur, ons attent op de wonderlijke boekmerken van Michel Fingesten. Slechts enkele Nederlandse exlibrisverzamelaars, waaronder G.M. van Wees en Eugène Strens, hadden van hem exlibris op hun naam.
Naar aanleiding van een opmerking van de exlibrisverzamelaar André Eschauzier over zijn brievenhoofd schreef G.M. (Bep) van Wees hem op 20 mei 1944: ‘Het brievenhoofd dat ik de vorige keer gebruikte is, evenals dit, van Michele Fingesten te Milaan, die ook verschillende etsen voor mij maakte. Een wonderlijk, bizar man. Ik had een groot zwak voor hem, doch helaas werd hij geïnterneerd en hoor ik zelden meer iets van hem.’ Op dat moment kon hij niet weten, dat Michel Fingesten reeds in 1943 overleden was.
Deze kunstenaar had toen een turbulent leven achter de rug. Op zestienjarige leeftijd ging hij in 1900 naar de kunstacademie in Wenen, maar twee jaar later monsterde hij in Hamburg aan op een schip, dat hem naar Amerika zou brengen.
Hij bevoer als matroos de wereldzeeën totdat hij zich in 1907 weer in Europa vestigde en een onderkomen zocht in München. Daar kon hij komen werken in het atelier van de vermaarde kunstenaar Franz von Stuck. Aanvankelijk maakte hij Michel Fingesten: wonderlijk en bizar alleen schilderijen, maar toen hij in 1913 in Berlijn ging wonen koos hij gaandeweg voor de grafische techniek en maakte hij tot zijn dood een paar duizend prenten: vrije grafiek, gelegenheidsgrafiek en exlibris. Eén van zijn eerste boekmerken, daterend uit 1914, is voor S. Maltz. Deze prent, realistisch getekend, toont in de verbeelding al iets van het absurdistische en humoristische waarmee Michel Fingesten bekend zou worden.
Uit de correspondentie van G.M. van Wees met André Eschauzier blijkt dat Van Wees reeds in de jaren dertig bevriend was met Michel Fingesten.
‘Fingesten is een groot zwak van mij’, schrijft hij op 6 juni 1944 aan zijn vriend Eschauzier. ‘Hier keek men hem zoo’n beetje scheef aan, ook al omdat hij alcoholist is. Maar wat gaat ons dat aan… Hij is een oude man, die veel narigheid had in zijn leven en ik gun hem dit plezier van harte. Ik had een enorme correspondentie met hem, zoo drie vier brieven per week. Na twee maanden stonden we op jij en jou, hoewel we elkaar nooit gezien hadden. We wisselden alleen foto’s. We hadden plezier in elkaar en scholden elkaar zoo nu en dan de huid vol. Ik wilde hem gaan bezoeken of hem vragen hier te komen, doch toen kwam deze smerige oorlog en werd hij tenslotte geïnterneerd. En nu met die herrie in Italië ben ik het contact met hem heelemaal kwijt. Jammer. Hij zou in deze vier jaar zeker vijftig van de raarste exlibris voor mij gemaakt hebben. Het zijn eigenlijk heelemaal geen exlibris en ze zijn heel weinig te gebruiken, doch is het geen razend knap werk? Wie hier in Holland maakt zooiets. Alleen Rozendaal heeft een dergelijke geniale tick, doch de rest brengt alleen ‘verantwoorde kunst’ en God zal ons daarvoor bewaren.’
De exlibris van Michel Fingesten zullen inderdaad in de jaren dertig van de vorige eeuw hier in Nederland wel de aandacht getrokken hebben en wellicht ook veel stof hebben doen opwaaien. Hoe Van Wees in contact is gekomen met Fingesten weet ik niet, maar ik vermoed dat hij hem heeft kunnen leren kennen via zijn correspondentie met Italiaanse exlibrisverzamelaars zoals Gianni Mantero en Gino Sabattini die allebei veel prenten bij Fingesten hebben laten maken.
Maar het kan ook voor de hand liggen dat Van Wees het werk van Michel Fingesten heeft leren kennen via zijn collega-verzamelaar Eugène Strens. In zijn boek Uit de boeken van Eugène Strens. De verzameling Strens in het museum van het Boek schrijft Henk van Buul uitgebreid over het werk van Michel Fingesten in de collectie van Eugène Strens. Hij laat ook zijn licht schijnen op het exlibris-oeuvre van Michel Fingesten door op te merken dat er ruim 1750 bladen van deze kunstenaar in de collectie te vinden
zijn. Michel Fingesten heeft dus een immens exlibris-oeuvre nagelaten. Zoals ik reeds schreef begon zijn exlibriswerk omstreeks 1913, toen hij in Berlijn kwam wonen. Daar kwam hij uiteraard in contact met de bekende kunstenaars uit het fin de siècle en het interbellum. Ongetwijfeld heeft hij zich thuis gevoeld in de hectische kunstwereld van die tijd. Evenals zovele tijdgenoten van hem is hij op de allereerste plaats een expressionist. Daarnaast is zijn werk vaak surrealistisch en soms zelfs absurdistisch te noemen. Inhoudelijk vindt men in zijn exlibris humorisme, spot en verheerlijking van het vrouwelijk schoon en de liefde.
Michel Fingesten heeft dus, blijkens de woorden in zijn brief, in de jaren veertig niet meer ‘zeker vijftig van de raarste exlibris’ voor Van Wees gemaakt, maar tot en met 1940 had hij wel al een mooie verzameling Fingesten-exlibris op zijn naam.
Een zeer kenmerkend exlibris is het boekmerk ‘Quo Vadis miser munde’, dat Michel Fingesten in juni 1939 voor G.M. van Wees etste in de expressionistische, surrealistische en absurdistische stijl die zo typerend is voor deze kunstenaar. Maar toch is dit niet de enige stijl die Michel Fingesten hanteerde. Vooral wanneer het om het verbeelden van vrouwen en liefde ging, kon hij een zachtaardig en liefdevol beeld creëren. Het exlibris voor Van Wees uit 1940 met het thema ‘Himmlische und irdische Liebe’ is daar een voorbeeld van. Ook het boekmerk voor Van Wees, eveneens uit 1940, met de woorden van de Duitse dichter Christian Morgenstern: ‘Wer vom Ziel nicht weiss, Kann den Weg nicht haben’ toont deze lieflijke en geenszins bizarre zijde van Fingesten. Een middenweg tussen de vorige exlibris is het Venezia-exlibris waar een erotisch beladen sfeer de boventoon voert.
Het brievenhoofd naar aanleiding waarvan André Eschauzier zijn belangstelling toonde, laat weer meer van de wonderlijke en surrealistische kant van Michel Fingesten zien. Wie optimaal zou willen genieten
van de Fingesten-exlibris moet een bezoek brengen aan Museum van het Boek in Den Haag, waar de Collectie Strens ligt opgeborgen.
‘Persoonlijk,’ zo schrijft Henk van Buul in zijn hierboven genoemde boek, ‘acht ik Fingesten dé exlibriskunstenaar par excellence, niet alleen vanwege de kwantiteit maar vooral vanwege zijn boeiende, expressieve en veelzijdige oeuvre.’
Bladerend door onze bescheiden Fingesten-verzameling kan ik niet anders dan Henk van Buul volledig
gelijk geven.
Jos van Waterschoot