Wandelaar met stok
In mijn exlibris verzameling zitten twee bladen die op het eerste gezicht sterk op elkaar lijken. Op beide bladen is een wandelaar in een nogal leeg landschap te zien. Wel is er een opmerkelijk verschil: het ene blad boeit mij en bij het andere lukt dat maar niet; hoe vaak ik er ook naar kijk. Bij vrijwel elke (kunst)-beschouwing speelt subjectiviteit, in dit geval mijn subjectiviteit, een grote rol. Daaraan valt niet te ontkomen.
Het bijzondere van een exlibris is dat er bijna altijd sprake is van een triadisch gebeuren. In de eerste plaats is er degene wiens naam op het blad staat, veelal de opdrachtgever. Dan is er degene die het blad gemaakt heeft – laten we hem de kunstenaar noemen – en tenslotte is er degene die naar het blad kijkt of het verzamelt en die er al dan niet iets mee heeft. Naarmate het exlibris van oudere datum is, zal de rol van de opdrachtgever/titularis in de betekenis die aan de af beelding toegekend wordt afnemen en komt de relatie tussen beschouwer en kunstwerk centraal te staan. Dit neemt niet weg dat ik me bij sommige afbeeldingen verbaas over het feit dat een titularis zijn naam daaraan heeft willen verbinden en dat hij dat exlibris ook nog eens in zijn boeken heeft willen gebruiken.
Van de twee exlibris waarover ik het hier wil hebben, is degene die mij het meeste boeit gemaakt door de Duitse graficus Rudolf Koch (1902–1985) voor K. Burkhardt (af-beelding 1). Koch was niet de eerste de beste. In Wikipedia wordt hij gekenschetst als een gerenommeerd kalligraaf, graficus en letterontwerper. Waarom ik zo geboeid ben door Koch’s blad voor Burkhardt komt mede doordat ik er een verre echo in zie van het schilderij ‘wandelaar boven de nevelen’ (1818) van Caspar David Friedrich (1774–1840). Een aantal jaren geleden is er aan deze schilder een tentoonstelling gewijd in het Museum Hermitage aan de Amstel in Amsterdam. Volgens kunsthistorici is met Caspar David Friedrich de romantiek in de Duitse schilderkunst begonnen. Hij gaf het landschap een ziel, lees ik ergens. De natuur werd klankbord van menselijke gevoelens. Op de voorgrond van veel van zijn schilderijen zien we elegant geklede jonge mannen op de rug. Vaak zijn ze alleen; soms in gezelschap van anderen. Ze lijken verzonken te zijn in de aanblik van de overweldigende landschappen waarover ze uitkijken.
Iets soortgelijks is het geval met de man op het exlibris van K. Burkhardt, ook al kan ik het landschap op dit blad niet bepaald overweldigend noemen – het is dor maar wel wijds en winters. De bomen op de voorgrond zijn kaal en verder is er geen spoor van begroeiing te zien. De wandelstok die de man in zijn rechterhand houdt heeft hij hard nodig, ook al houdt hij zijn andere hand op de rug. Als de afbeelding inderdaad een echo van de schilderijen van Caspar David Friedrich is, kan ik er gevoeglijk van uitgaan dat het landschap op het blad de gemoedstoestand van de man weerspiegelt en een beeld geeft van wat het
voor hem liggende leven nog in petto heeft. In dat geval is het een sterk, maar niet bepaald een vrolijk stemmend toekomstbeeld dat Koch etst. Het hoeft helemaal niet de bedoeling van kunstenaar of opdrachtgever geweest te zijn, maar alleen al het feit dat de af beelding de mogelijkheid biedt om deze overwegingen op te laten komen maakt het tot een geslaagd kunstwerkje.
Geheel los van de hiervoor geformuleerde mogelijke betekenis van de ets vind ik de tekening in al zijn eenvoud technisch knap. Dat Koch eerst het landschap heeft getekend en pas daarna de man daarin een plaats gegeven, zoals blijkt uit het feit dat sommige lijnen van het landschap als het ware dwars door de man heen lopen en gebruikt zijn om het lichaam van de man mede vorm te geven, versterkt deze indruk.
De kwaliteit van de ets van Koch springt des te meer in het oog als ik hem vergelijk met de tekening die de Hongaar Saros in 1961 voor Dr. László Gombos gemaakt heeft (af beelding 2). Ook hier loopt een wandelaar met stok door een winters landschap. We zien de wandelaar nu echter niet op de rug maar van opzij. Hij draagt een rugzakje en heeft een mutsachtige bedekking op zijn hoofd. Hij loopt over een landelijk weggetje door een landschap dat vooral uit boerenvelden lijkt te bestaan. Maar wat een totaal andere sfeer spreekt er uit de tekening. Je krijgt als kijker wat je ziet en niet meer dan dat; een wandelaar in een kaal landschap. Hij wandelt niet in een onherbergzaam landschap maar in een cultuurlandschap, over gebaande wegen. Het maakt het plaatje nogal leeg – letterlijk en figuurlijk – en de afbeelding spanningsloos. De gedachte aan Caspar David Friedrich is ver te zoeken. De vraag naar het waarom van dit exlibris is daardoor des te sterker. Als de titularis van het exlibris de Hongaar Dr. László Gombos was die leefde van 1889 (Tolna) tot 1976 (Boedapest), kan ik het niet meer aan hem vragen.
Henk A. de Gans