Tussen de zuilen

Tussen de zuilen, een artikel over exlibris in de vrijmetselarij
Afbeelding 1. Max Wiedmann, penlithografie, 1902.

Het kader van het blad van Wilhelm Krähmer laat een aantal kenmerkende symbolen uit de vrijmetselarij zien (af beelding 1). Het heraldische wapen onder het voetstuk van de linker zuil is pendant van de met een gelijkzijdige driehoek verstrengelde passer op de voet van de rechterzuil. De tekening van passer en driehoek komt overeen met variant 4 van de verstrengelingvarianten die Johan Hanrath op blz. 97 van zijn standaardwerk over het Maçonniek exlibris laat zien. Ik ben een leek op het gebied van de vrijmetselarij en baseer me op het boek van Hanrath.

De zuilen komen in vele variaties op exlibris van vrijmetselaars en vrijmetselaarsloges voor (zie bijvoorbeeld afbeeldingen 2 en 3). De herkomst van het symbool ligt in de twee koperen zuilen die opgesteld stonden in de voorhal van de hoofdzaal van de tempel van Salomo in Jeruzalem. Deze zuilen hadden elk een eigen naam. De linker koperen zuil heette Boaz (B), de rechter zuil heette Jachin (J). Vandaar dat je op maçonnieke exlibris de letters J en B op de zuilen tegen kunt komen, zoals bijvoorbeeld het geval is op de zuilen van het exlibris van loge L’Inseparable uit Bergen op Zoom (af beelding 3).

Aan de zuilen worden verschillende betekenissen toegekend. De belangrijkste is misschien wel die van de
gezamenlijke Broeders (leden) van een Loge.

Afbeelding 2. Pam G. Rueter X2, 1945.
Afbeelding 2. Pam G. Rueter X2, 1945.

De bekroning van de zuilen loopt uiteen. Op die van de afbeeldingen 2 (door Pam Rueter) en 3 (door R. Snapper) zijn het bollen, op het exlibris van Wilhelm Krähmer lijken metalen vuurbekkens de zuilen te bekronen. Het vuur- of lichtbekken is weliswaar niet een specifiek Maçonniek symbool maar het komt veelvuldig op de in Hanrath’s boek afgebeelde exlibris voor. Het door Max Wiedmann gemaakte blad maakt niet duidelijk of er vuur dan wel rook uit de bekkens komt. Het geheel roept associaties op met het symbool van het Koninklijk Gewelf met zijn sluitsteen in het boek (Hanrath 1959, fig. 16, blz. 101). Of dit de bedoeling van de kunstenaar is geweest blijft een open vraag. De rookkolommen die uit de schalen op de beide zuilen oprijzen en die zich vervolgens op een nogal onlogische manier verbinden heeft in de eerste plaats tot doel een lint te vormen waarop de kunstenaar het woord ‘exlibris’ – op de plaats van de sluitsteen – kwijt kon. Het is een mijns inziens weinig geslaagde oplossing om het kader te sluiten dat de kijker zicht geeft op datgene waarom het werkelijk gaat, namelijk het beeld van een poort die toegang geeft tot een oude vestingstad met een barokke toren. Ik ben er op uit geweest om de afgebeelde locatie te achterhalen. ‘Bauführer Lindau’ heeft een eerdere verzamelaar in potlood op de achterzijde van mijn exemplaar van het in 1902 door Max Wiedmann getekende exlibris geschreven. Als dat juist is opent deze informatie de mogelijkheid dat Wilhelm Krähmer uitvoerder in dienst van het stadje Lindau kan zijn geweest of dat hij er woonde, of beide. Lindau is een oud Duits stadje op een eilandje in de Noordoosten van het Bodenmeer.

Afbeelding 3. R. Snapper X1, 1957.
Afbeelding 3. R. Snapper X1, 1957.

Oorspronkelijk was Lindau met een brug met het vasteland van Beieren verbonden. Inmiddels is er een verbinding bijgekomen. Gegeven de informatie op de achterzijde van mijn exemplaar van het exlibris leek het me goed mogelijk dat het hier om een in 1902 bestaand stadsgezicht van het stadje ging. Foto’s en kaarten van Lindau gaven enige steun aan mijn veronderstelling. Zo kan de vuurtoren op een van de havenpieren van het stadje, gezien de uiterlijke overeenkomst, heel wel als inspiratiebron voor de beide zuilen op het exlibris gediend hebben. Een foto van de toren en met name van de torenspits van de Peterskirche in Lindau vertoont gelijkenis met de toren op het blad zien. Kortom, mijn vermoeden leek door deze waarnemingen bevestigd te worden. Aan de hand van een kopergravure van Caspar Merian uit 1643 die ik op het Internet vond meende ik zelfs de locatie van het stadsgezicht op het exlibris van Wilhelm Krähmer aan te kunnen wijzen. Ik bleek het echter bij het verkeerde eind te hebben en had te veel naar het gewenste resultaat toe geassocieerd. ‘Auf den ersten Blick kan ich Ihnen sagen, daß die zugesandte Abbildung nicht Lindau (Bodensee) bzw. einen Teil davon darstellt. Solche barocken Festungsmauern (mit Tor) und Türme bzw. Kirchen, wie sie zu sehen sind gab bzw. gibt es in Lindau nicht’, schreef de heer Heiner Stauder me namens het stadsarchief van Lindau. Op de af beelding staat een ander stadsgezicht dan ik met kracht van argumenten gevonden dacht te hebben. Welk stadsgezicht er dan wel staat afgebeeld? Ik tast ik nog steeds in het duister. Wellicht is er een lezer van Grafiekwereld die me uit de droom kan helpen.

Later kwam ik nog een ander exlibris op naam van Wilhelm Krähmer tegen met daarop de ook in Nederland beroemde Wartburg. Dat blad dateert uit 1906 en is mogelijkerwijs een ipse fecit. Was Wilhelm Krähmer vooral geïnteresseerd in betekenisvolle oude bouwwerken in zijn tijd? Nog een ontkrachting van mijn veronderstelling.

Henk A. de Gans

Bronnen:

  • Hanrath, Joh. J. (1959). Het maçonniek Exlibris. ’s-Gravenhage: Maçonnieke Stichting Ritus en Tempelbouw.
  • Stauder, Heiner In Auftrag von Stadtarchiv Lindau (e-mail dd. 06.09.2103).